still here september

Notities langs een rivier – meekijkend met Natural Contract Lab op Instagram

eerste in een reeks van 5.

Hoge volle donkergroene conifeer-achtige bomen. Gras frisgroen met toetsen wit (bloemen). 5 tot 7 mensen, op de rug gezien. Eentje gehuld in zwart, top tot teen, een rode, opgefrummelde tas (?). Tweemaal een klapstoel, wit, daaronder mensenbenen (ook wit). Tussen de bomen, een eveneens wit smal rechthoekig vlak, gedragen door een mens. Onderaan het vlak twee uitsteeksels, lijkend op stoelpoten. Mogelijk betreft het een buitengewoon hoge troon. Dan, in vorm verwant aan de mogelijke troon (gelijke afmetingen, ook wit, wordt ook gedragen): een langgerekte pyramide, open van structuur, 4 ribben. De drager is donkergekleed, optisch gaat hij op in het donker het bos. De bomen volgend naar boven: zigzaggend patroon van boomtoppen. Enkele toppen, verder weg, steken grijsbruin af tegen het verzadigd groen van zigzaggende toppen op de voorgrond. Grijsbruin ook ten opzichte van een witbewolkte hemel.

tweede in een reeks van 5.

Op de voorgrond: gras, stevige sprieten, hoog. Enkelen buigen over naar rechts dan wel links. Ten minste 5 linkse buigingen. Grasgroen, gemĂȘleerd met donkere vlakken. Uit het kader, tussen de sprieten, groeit een lichtgroen, wat ronder blad. Millimeters verderop, in de linkeronderhoek, een witte L-vorm van een geheel andere kwaliteit. Een vuiltje op de lens? Meer uitgezoomd lijkt het gras op de voorgrond zich te bundelen tot een visgraatmotief. Achter de visgraten, opgeschoten uit het gras, een mensfiguur. Voeten verhuld door gras. Beige broek, sportieve jas in Perzisch blauw. Het hoofd zwart omsloten door haar of muts. Schuin, van linkerschouder naar rechterheup loopt een bruine band, eindigend in een bruine tas, ter hoogte van de onderrug. Oogt als leer. De onderarmen van de mens zijn aan het zicht onttrokken: hij/zij/hen heeft iets vast (verrekijker? boterham? telefoon? meetinstrument?). Het hoofd is niet gekanteld, als om naar het object in de handen te kijken. Als de ogen open zijn, dan tuurt de mens naar voren. Diagonaal over het beeld, oplopend naar rechts, loopt een donkergroene lijn. Het begrenst de frisgroene voorgrond, vult hem aan met een donkergroen vlak, dat opgaat in de horizon. Vlak voor de horizon, parallel, een rij bomen. De rij, een groen gerezen brood: de bovenkant wolkig en glooiend. Het is onmogelijk de bomen te tellen, want de stammen zijn niet te zien. Een driehoekje van licht schijnt tussen takken, links. Rechts bovenin zakken de toppen in tot een V. Vlakbij de figuur een door het kader doorsneden boom. Hij heeft de vorm van een d: breed aan de onderkant, smaller van boven. Takken en blaadjes zijn te onderscheiden. Sommige wat bleek in vergelijking met de anderen. Halverwege de boom een lichte vlek. Mogelijk een vlek op de lens, een vette vinger misschien. (De vlek is ook te zien op een ander beeld. Dat van een groep van 6 figuren, poserend tussen gras en water). 

derde in een reeks van 5.

Links onder en ook links boven (twee keer in totaal): een witte, stompe vorm. Het zijn de pijpen van een broek, van bovenaf gedocumenteerd. De stof golft. Linnen of katoen. Een vlekkeloos wit. Om de broek heen een samenspel van zwart, bruin en een toets roze (leverkleur). Bij de overgang van wit naar zwart, bij nader zien, toch een enkele bruin-gele vlek op de zoom. Het zwart toont onregelmatige, geometrische vormen. Het materiaal plooit zich in harde lijnen, alsof het over een stokje heen gebroken wordt. In het zwart onderaan een knoop. De contour van de knoop is een licht witte lijn. Nog iets waarin de knoop zich van het andere zwart onderscheidt: het materiaal ribbelt diagonaal. Het ribbelt haaks op de rimpelrichting van het materiaal daaronder. Het uiteinde van de strik steekt recht omhoog, richting bovenste broekspijp. Centraal-bovenin liggen lichtbruine lijnen, stengels: diagonaal, geknakt diagonaal, in een v-vorm en horizontaal. In het midden en rechts bovenin mengen de lichte stengels zich met donkere sprieten en pulp: riet of gras verzonken in modder, aan het vergaan. Boven het midden een bruine vorm, als een opgerichte kreeft. Een zich verdedigend stuk organisch materiaal. Een stuk dennenappel? De opengewerkte schil van een noot? Een deel van een bast? De modder oogt waterpas. Een uitgestreken substantie met een gladde waterspiegel. Dit is het gedeelte met de leverkleur. Een gemĂȘleerd oppervlak van oud roze, bruin. Ook grijs. De modderspiegel wordt onderbroken door donkerbruine vormen (vergane stengels denk ik) en een toefje groen dat oogt als lente-ui.

Vierde in een reeks van 5.

Een beeld, meer hoog dan breed. In het midden een groep kringelige strengen groen. Een lang soort gras, de kleur oogt verzadigd, mat. Twee handen om het midden van de strengen. De onderste hand en bovenarm zijn naar boven gedraaid. De vingers en duim omsluiten het groen. Bovenste hand en pols zien we vanaf hun bovenkant. Op de huid een grillig patroon van witte aanslag. Op de achtergrond, onder de handen en strengen, een wit vlak. Een stuk stof met daarop vegen van donker- en lichtgroen en donkerblauw. De kleuren zijn geprint op de stof, ogen als onregelmatig gezette, uitgestreken klodders verf. In de linkerbovenhoek een regelmatiger patroon met dezelfde kleuren. Oogvormig donkerblauw-wit op grasfris groen. Van links-onder (de witte stof) naar rechts-boven (de pols van de onderste hand en de bovenkant van de bovenste hand) en ook in de rechter onderhoek, licht het wit meer op dan in de rest van het beeld. Zonlicht! Onderin, links van de strengen, een onregelmatig patroon van licht en donker. De handen, de strengen en de sjaal zitten onder een boom?

Vijfde – het sluitstuk – in een reeks van 5.

Bladeren rondom. Met stevige nerven en gekartelde randen en ook met gladde rand en rode stengels. De bladeren omringen een witte grillige hoekige vorm, die bestaat uit twee delen: lappen stof, omzoomd met licht-groene biezen. Op de vorm: een scherpe schaduw van bladeren, het uiteinde van een bewerkte stok: het hout oogt zacht. De stok is in het midden omwonden met een beige touw. En een roos hangt op zijn kop, net boven een uitstulping in het hout. Het uiteinde van de stok is wat verbogen en verdikt. Er zit een gat in en daardoor heeft hij iets weg van een lange lepel. Enkele centimeters verderop kiept een hand een bruine ovale vorm omhoog. Een steen? Links achter de stok een blobbig object, organisch. Sporen van mensenvingers in gebakken en geglazuurde klei, klei uit de SZenne misschien. Er liggen drie houten bakken, nee vier, op de achtergrond. De meest linker bevat een sla-vormig object. Groen, met een draaiing. En op de voorgrond staat een opengeklapte wekpot. Het terracotta gekleurd rubber wijst met het lipje naar rechts, naar het kleed met de stok, de blob en de steen. Verderop, achterin, rechts van het midden ligt een tweede object, al even bonkig. Daarboven zweeft een wolkje bic-pen blauw. De rechthoekig zwarte vormen links achterin, tot slot. Twee negatieve ruimtes op een stok! (nee hoor, het zijn gewoon de pijpen van een luchtige broek).